Ze herinnerde zich de eerste keer dat ze het kindje voelde bewegen in haar buik nog goed.
‘Is dat normaal?’ vroeg ze haar vriend. ‘Is het normaal dat het nu al beweegt in mijn buik, is dat niet te vroeg?’
‘Ik heb geen idee,’ antwoordde hij.
De verloskundige stelde haar gerust en zei dat het heel normaal was, niet te vroeg en niet te laat. ‘Je blaakt van gezondheid,’ zei ze en zette haar bril weer af, een rood ding was het, met halve glaasjes, dat ze aan een koordje om haar nek droeg.
Ze herinnerde zich die dag nog goed. het was een mooie dag, ze waren naar Amsterdam gegaan. Ze voelde zich altijd klein worden als die vrouw haar over haar bril heen aankeek. Klein en dom. Alsof ze weer op school zat. Het was een mooie dag, ja, de zon scheen, een staartje van de zomer. Haar vriend zei: ‘Zullen we naar Amsterdam.’ Ze haalde haar schouders op en zei: ‘Goed.’
Ze voelde het kindje daarna elke dag. ‘Een wildebras,’ zei haar vriend, ‘dat heeft-e niet van mij.’ ‘Nee,’ zei ze dan, ‘dat heeft-ie niet van jou.’ Maar ze dacht stiekem dat het een meisje was.
Ze legde haar hand op haar buik om te voelen of het wakker was, of sliep, of bewoog in zijn slaap.
‘Het is een tic geworden,’ zei haar vriend, ‘je zit voortdurend aan je buik: laat het toch met rust.’
‘Je hebt gelijk,’ zei ze dan, ‘elke keer dat ik het wil doen zal ik op mijn handen gaan zitten, kijk: zo.’
Het was een mooie dag, ze liepen hand in hand door Amsterdam, keken in de etalages van de winkels, dronken koffie op een terras. Ze vroeg zich af of het normaal was dat ze zich dat allemaal zo precies herinnerde, alsof het gisteren was gebeurd. Maar er was geen vrouw meer met een rood brilletje aan wie ze dat kon vragen. Die haar gerust kon stellen en zei dat iedereen dat had.
Ze liepen langs het museum en keken naar de beelden in de tuin. Kinderen speelden bij een fontein, gilden, werden nat. Dat mag die van mij later niet, dacht ze, terwijl ze keek naar een beeld van een vrouw, een liggende vrouw met dikke benen, net als zij, en met een gat in haar buik. En net op dat moment voelde ze het kindje bewegen, voor het eerst. Ze legde haar hand op haar buik, wilde iets zeggen, maar had opeens zo’n droge mond. Ze legde zijn hand, die ze nog steeds vasthield, op haar buik. Hij boog zijn hoofd naar het hare. Hun brillen tikten tegen elkaar.
Het was een meisje geweest, ze wist het zeker, ook al had ze het niet gevraagd.
(Een Beeldrijm begint met een foto van Ray van Schaffelaar, waarop een tekst van mij reageert. Klik hier voor alle afleveringen in de reeks.)