Het verschil tussen showing en telling. Wie ooit een cursus bij mij heeft gevolgd is er mee dood gegooid. Show, don’t tell. Ik ben daar niet uniek in. Integendeel. Denk dat er geen schrijver of schrijfcoach is die deze vuistregel, met alle denkbare voorbehouden en uitzonderingen die erop te maken zijn, niet hoog op het vaandel heeft staan. En zoals met alle waarheden als een koe dreigt ook deze soms sleets te raken. Als een teveel gedragen kledingstuk. Je geneert je ervoor om het weer aan te trekken en hangt het achter in de kast.
Dat het daar toch weer uit te voorschijn komt is wonderlijk genoeg te danken aan schilderijen die ik zag. Op de tentoonstelling Munch-Van Gogh om precies te zijn. Toch niet de plek waar je een overdaad aan telling zou verwachten.
Het is een wat merkwaardige tentoonstelling. Allereerst vanwege het uitgangspunt: de parallellen te tonen tussen Munch en Van Gogh. Die zijn er namelijk niet. Of beter gezegd: die zijn er wel in hun achtergrond, persoonlijkheid en leven, maar niet of nauwelijks in hun werk. Ja, beiden hadden een getroebleerde jeugd waarin geloof een rol speelde. Ook zijn beiden te diagnosticeren als geestesziek en daarvoor opgenomen in een inrichting. En als schilder zijn ze traditioneel begonnen, vervolgens naar Parijs gegaan, om daarna een eigen stijl te ontwikkelen, maar wie niet. En daar houdt het wel zo’n beetje op. Terwijl de verschillen veel groter zijn.
Neem alleen al het feit dat toen Van Gogh stierf in 1890 Munch pas 26 was, nog aan het begin van zijn carrière stond en zijn ontwikkeling als schilder nog moest doormaken. Ook het vertrekpunt was geheel anders. Waar Van Gogh op relatief late leeftijd voor het kunstenaarschap koos en zich al worstelend en zwoegend de kneepjes van het schildersvak eigen probeerde te maken, daar was Munch een hoog getalenteerde jongeman die al op zijn 18e een academische scholing genoot.
Ze zijn beiden naar Parijs gegaan, ja. Ontmoet hebben ze elkaar daar echter niet en beïnvloedt ook niet. Waar het impressionisme voor Van Gogh echt een belangrijke halteplaats was op weg naar zijn eigen stijl, daar was het voor Munch een kortstondige flirt. Een uitstapje in een stijl die hem niet lag en waar hij, getuige het werk dat er op de tentoonstelling hangt, ook niet goed in was: de doeken lijken matige kopieën van originelen.
De stijl en schildertechniek die Munch daarna ontwikkelde, kan niet verder verwijderd zijn van die van Van Gogh. Waar Van Gogh zijn schilderijen opbouwde, boetseerde en kneedde met kleine, pasteuze verftoetsen en meer-dimensionale kleurlagen, daar schildert Munch in een stijl die we kennen van het expressionisme en symbolisme, slordig en snel getekende voorstellingen, in grote, dun aangebrachte kleurvlakken en een lange, golvende lijnvoering.
De korte, gecomprimeerde en uiterst intense zoektocht die de schilderscarrière van Van Gogh was, wordt niet alleen gekenmerkt door een koortsachtige productie van een consistent en uiterst hoog niveau, maar ook door de drang om te leren, om beter te worden, om nog effectiever te schilderen en uiteindelijk dat op het doek te krijgen wat hij in zijn kop had. Bij Munch lijkt die zoektocht veel meer op een poging om af te leren wat hij ooit had geleerd en meester was. Een geforceerde poging, waarbij het eindresultaat minder belangrijk lijkt dan het proces.
Dans drukt alleen dans uit en verder niets, zei choreograaf Hans van Maanen ooit. Zo gaat schilderkunst wat mij betreft over verf, over kleur, licht en schaduw, over zien en over de schilderkunst zelf. Dat is waar de schilderijen van Van Gogh ook over gaan, en niet over de anekdotiek, over zijn gekte, zijn wanen, zijn armoede, zijn oor of zijn vriendschap en ruzie met Gauguin.
Dat is nu precies waar het werk van Munch wel over gaat. Over Leven, Dood, Waanzin, Liefde. Dat wil zeggen, daar zeggen ze dat ze over gaan. Ze dragen titels als Melancholie, Levensdans, Amor en Psyche, Jonge vrouw de dood omhelzend, De eenzamen en De schreeuw. Maar je kunt een doek wel Melancholie noemen of een mannengelaat de toeschouwer hologig aan laten kijken, dat wil nog niet zeggen dat het bij die toeschouwer dat idee of gevoel, die gedachte of gemoedstoestand teweeg brengt.
Show. don’t tell. Het werk van Munch maakt de indruk van een illustratie, met de titel als onderschrift. Een illustratie bij een verhaal, maar een verhaal dat ontbreekt en waar het niet zonder kan. De schilderijen van Van Gogh zijn een verhaal van zichzelf. Ze hebben verder geen woorden nodig, Het is een verhaal over een worsteling en een strijd. Niet met zichzelf, zoals zo vaak wordt gedacht, maar met penseel en verf.
Het is een boeiende tentoonstelling, Munch-Van Gogh, begrijp me niet verkeerd. Al was het alleen maar om te mijmeren wat Van Gogh niet allemaal nog had kunnen maken als hij ouder dan 37 was geworden. Hoeveel meer had hij ons wel niet kunnen nalaten? En hoe zou dat er uit hebben gezien? In welke richting had zijn schilderen zich ontwikkeld? En wat had voor de geschiedenis van de moderne kunst betekend? Allemaal vragen waar wij geen antwoord op krijgen.
En als u de tentoonstelling bezoekt, keert u dan aan het einde nog even terug naar het begin, waar mijns inziens het beste werk van Munch hangt: het in 1884 geschilderde Ochtend. Hij was toen 21. En alles wat daarna kwam, zou alleen maar minder zijn.
Hoeveel waanzin wilt u hebben?