Wintersilhouet. Beetje een modewoord, vindt u niet? Planten worden aangeprezen omdat zij zo’n mooi, decoratief wintersilhouet hebben. Natuurlijk, ook ik kan met genoegen kijken naar de berijpte halmen van mijn siergrassen, naar de kale takken van de heesters, de ingedroogde bloemenschermen, het afgestorven blad waarover de vorst een laagje poedersuiker heeft gestrooid. Prachtig!
Maar laten we wel wezen, behelpen blijft het. Eigenlijk kan ik ’s winters niet wachten op het voorjaar. De tuin trouwens soms ook niet. Zeker de laatste jaren, met hun zachte winters. Zelfs nu steken de eerste planten hun kopjes al weer boven de aarde. Vind het soms net alsof mijn tuin vol ligt met kadootjes. Kadootjes met felkleurig papier eromheen en een lint met een strik, verscholen tussen de oude zooi van het vorig jaar. Ik kan het niet laten om op mijn knieën gezeten de afgestorven bladeren en stelen opzij te schuiven en op zoek te gaan naar de rood, paars, geel en oranje gekleurde kopjes van hemerocallis, hosta en geranium. Wonderlijk trouwens, dat het allereerste voorjaar zich in dezelfde kleuren als de herfst toont.
Maar tegenwoordig, met die zachte winters, welt er naast nieuwsgierigheid en verlangen vaak nog een ander gevoel in mij op: zorg. Het is tegenwoordig zo vroeg in het jaar dat de tuin al uit zijn winterslaap ontwaakt, dat ik de neiging heb om die jonge scheuten weer toe te dekken, ze toefluisterend dat het nog hartje winter is en er nog vorst kan komen.
Net als toen mijn zoontje nog klein was en wij ’s avonds laat over zijn bed gebogen keken hoe hij de slaap der onschuldigen sliep, zoals alleen kinderen dat kunnen. Toedekken, instoppen, armpjes onder het dekbed, haartjes van zijn voorhoofd vegen en er een kus op drukken. Slaap maar lekker, kleine schat.