Doodlopend baantje

Natuurlijk zat ook ik dit voorjaar weer aan de buis gekluisterd toen de Ronde van Vlaanderen werd gereden. Om de koers te volgen, allicht, om te genieten van Tom Boonen, natuurlijk, maar ook omdat ik elk jaar weer een glimp hoop op te vangen van de plekken waar ik een kleine tien jaar geleden ben geweest.
Onze zoon zou die zomer één jaar worden en wij bleven die junimaand dicht bij huis. We huurden voor een week een huisje aan de Semois in de Ardennen en verbleven de tweede week in een hoeve die de naam Ter Meulebroeke droeg. Ik was voor het appartement gevallen door de tekst waarmee het door de eigenaar werd aangeprezen: ‘Ter Meulebroeke is een authentiek hoevetje op het einde van een klein doodlopend baantje, in het hartje van de Vlaamse Ardennen. Ideaal plekje om tot rust te komen. Wandelingen en fietsroutes vertrekkende van Hofke ter Meulebroeke. Initiatie tekenen naar de natuur (pastel).’ Wie kan daar weerstand aan bieden? Ik in ieder geval niet.
Het doodlopend baantje lag aan de rand van het plaatsje Nukerke, een gehucht van iets meer dan 2000 zielen dat langs de N60 ligt die Ronse met Oudenaarde verbindt.
Waar u dat moet situeren? Op een steenworp afstand van de taalgrens. Of voor de wielerliefhebbers: tussen de Steenbeekdries (820 meter; gemiddelde stijging 7,6%, maximale stijging 12,8%) en de Taaienberg (800 meter; gemiddelde stijging 7,1%, maximale stijging 18%). Het wordt omringd door andere gehuchtjes die namen dragen als Etikhove, Schorisse, Maarke en Zulzeke, met aan de overzijde van genoemde N60 de bekende Kluisberg en de Oude Kwaremont.
Wij werden bij aankomst ontvangen door de eigenaar van Ter Meulebroeke, die niet alleen sprekend leek op de Vlaamse humorist Urbanus, maar zich ook van dezelfde toon en vocabulaire bediende. Ik weet niet of het nu daardoor kwam of door het abdijbier waar hij ons die middag royaal op trakteerde, maar ik had grote moeite om zijn uiteenzetting over het appartement en de wandel- en fietsmogelijkheden te volgen. Een paar van de routes die ons toen ter beschikking werden gesteld heb ik overigens bewaard. Niet zozeer om de routes zelf, maar meer vanwege de prachtige en onnavolgbare zinsneden die zij bevatten. ‘Tussen twee prikkeldraden volgen we dit tot in het bos en oriënteren ons daar zodanig dat we de plank over de beek vinden en draaien dan ook rechts mee zodat we het bosje kunnen verlaten via een andere weg tussen twee prikkeldraden.’ Of wat dacht u van deze: ‘Bijna boven op de Spichtenberg zien we aan de linkerkant de meer dan 400 meter lange spoorwegtunnel (tenzij volledig overgroeid).’ Onze gastheer had een fijne pen.
We wandelden die vakantie ’s middags over de heuvels van de Vlaamse Ardennen, genietend van het landschap en de zon, terwijl het ritme van mijn passen ons zoontje in de rugdrager in slaap wiegden. We aten garnalenkroketjes op het terras van Den Egelantier, en ik raakte er verslingerd aan de matgouden Geuze. ’s Avonds, als de schaduwen langer werden en het strijklicht langs de hoeves en over de velden scheerde, leende ik de oude racefiets van mijn gastheer en probeerde als een echte Flandrien de hellingen van de Ronde aan mijn pedaalslag te onderwerpen. Ik hield van het gebied, hoewel het niet ontkomen was aan de vloek van de lintbebouwing, die het Vlaamse landschap zo ontsiert.
De plaatjes die toen in mijn geheugen zijn geëtst zie ik nooit terug tijdens de uitzendingen van de Ronde van Vlaanderen, hoe aandachtig ik ook kijk. Mijn beelden zijn leeg, amberkleurig en parelend, als de Geuze zelf. Het is het stille uur als de dag zich kantelt naar de nacht. De velden zijn groen, de zon staat laag aan de hemel en de schemering ontwaakt. Zoals Tom Boonen tegenwoordig zorgeloos de Muur op fietst en mijn zoon allang niet meer in mijn rugdrager past, zo lijken de televisiebeelden niet meer op mijn toch pas tien jaar oude herinnering.
Misschien zou ik zelf terug moeten gaan, op zoek naar de werkelijkheid achter mijn herinneringen. Misschien wel in het weekend van 26 en 27 augustus, als er, zo las ik laatst op internet, feest in Nukerke is. Met kermis op het dorpsplein, barbecue ‘met frietjes en koude groenten à volonté’, een dansfeest voor jong en oud met discobar Barracuda, en een concert van accordeonband Akorva.
Toen ik dat las, schoot mij mijn favoriete strofe uit de routebeschrijvingen van mijn gastheer weer te binnen, een zin die ik toen elke wandeling en fietstocht herhaalde, maar nadien vergat: ‘Het mag ons niet verbazen als wij aan onze rechterkant plotseling een trein het landschap zien doorkruisen.’
Een routebeschrijving naar het verleden. Ik ben bang dat het ook dit keer een doodlopend baantje zal blijken te zijn.