Vrouwlief pleegt jarig te zijn in de dagen dat doorgaans de Europese voetbalfinales worden gespeeld. Nu was dat een groot aantal jaren lang niet echt ter zake doende voor de gemiddelde Ajaxfan. Ooit, lang geleden, was er een tijd dat dit anders was. En uitgerekend dit jaar, nu we het feit herdenken dat het 25 jaar geleden is dat we zo’n finale speelden, lijkt het er sterk op dat we dat opnieuw gaan doen. Op 24 mei, in Stockholm. Op de verjaardag van mijn lief.
1995 is een memorabel jaar. Niet alleen omdat Ajax de Champions League won, maar ook omdat die zomer onze zoon werd geboren. Ook dat jaar vond de finale plaats op 24 mei. Vieren deden we haar verjaardag een dag later, op Hemelvaart. Iedereen vrij, dachten we, lekker makkelijk. We wisten toen nog niet dat Ajax de finale zou winnen. Of dat op die dag de huldiging op het Museumplein zou zijn.
We woonden in die tijd in de Johannes Verhulsstraat, in Amsterdam-Zuid. Het was een zomerse dag en met de visite volgden we op tv de aankomst van Ajax op Schiphol, de beelden van het Museumplein en de bustocht van de spelers van de luchthaven naar het plein. De route van de bus ging door de De Lairessestraat, bij ons om de hoek. Ik kan mij niet meer goed herinneren hoe het kwam of wie de aanstichter was, maar op een gegeven moment spoedde een aantal van ons, aangestoken door de koorts die al vierentwintig uur door de hoofdstad rondwaarde, zich naar buiten naar de De Lairessestraat. Mijn vrouw, hoogzwanger, mijn nichtje – wie waren het nog meer? Ik was er in ieder geval niet bij. Uit beleefdheid bleef ik in onze huiskamer, bij de overige gasten, en volgde de beelden op tv.
Die glorieuze meidagen rond de finale hebben ons een groot aantal iconische beelden opgeleverd. Het puntertje van Kluivert, bijvoorbeeld, of de karatetrap van Van Gaal. Het op een na mooiste moment, dat ik alleen via de tv meekreeg, was toen die zilveren Boeing aan de hemel boven het Museumplein verscheen en iedereen daar verzameld even de adem inhield. Toen als door een en hetzelfde zenuwstelsel bestuurd vijftigduizend hoofden omhoog gingen en twee keer zoveel ogen de vlucht volgden van het glinsterende wezen dat door het luchtruim gleed. Voor een fractie van een seconde lag dezelfde vraag op al die lippen, een vraag die meteen daarna beantwoord werd door de glanzende vogel zelf, die met de macht en gratie van een opperwezen een groet bracht door in een triomfantelijk gebaar met zijn vleugels te zwaaien. Een saluut dat vanaf de aarde werd beantwoord met een schreeuw die uit één keel leek te komen, met honderdduizend armen die de lucht in gingen en een zwaaien van tientallen rood-witte vlaggen.
Maar van alle mooie, ontroerende en onvergetelijke beelden waarmee de herinneringen aan die dagen zijn omkleed, is er toch een de allermooiste. Dat was toen ik staand op ons balkon beneden mij in de straat ons kleine groepje afgezanten terug zag komen. Wie waren het ook al weer? Mijn nichtje ja, zij in ieder geval, en mijn hoogzwangere vrouw. Ze renden, allemaal, met een blos op de wangen en nog koortsiger van opwinding dan zij waren vertrokken. Mijn vrouw had een blouse aan waarvan zij de knoopjes al enige tijd niet meer dicht kreeg en een T-shirt waaronder haar buik opbolde alsof ze er de wedstrijdbal onder had verstopt. Terwijl ze over het asfalt van de Johannes Verhulsstraat rende, kreeg ze mij in de gaten, en zonder stil te houden, met haar buik op en neer dansend voor haar uit, riep ze naar boven: ‘Ik heb Patrick Kluivert een high five gegeven.’
Een maand later werd onze zoon geboren. Ik zou kunnen zeggen dat door die hand de geest van Kluivert in mijn zoon is gevaren. Maar hoe lief hij mij ook is, over diens talent beschikt hij niet. De liefste jongen van de hele wereld zat gisteravond op een kleine dertig kilometer van mij vandaan tv te kijken. Gescheiden van elkaar aanschouwden wij die wondere wedstrijd en probeerden append de afstand te overbruggen en emoji’s te vinden die onze verbazing en euforie enigszins konden uitdrukken.
De zoon van Kluivert viel in, in de negenzeventigste minuut. Vrouwlief stond op de tennisbaan.
Als zij rent krijgt haar gezicht nog steeds diezelfde rood-witte kleur die het ook tweeëntwintig jaar geleden had.
Hallo René,
Prachtige schets en mooie herinneringen.
Afgelopen woensdag maakte zich toch ook weer een zekere opwinding van mij meester.
Echter ik onderdruk hem nog, ik durf nog niet.
Laten we hopen op 24 mei.
Als oud- en Reveiaanse katholiek ga ik de moeder Gods maar aanroepen en een kaarsje opsteken bij de Maagd Maria….
Groetjes,
Frits