Heuvelland

Over de sensualiteit van een landschap, hebben we het daar al eens over gehad? Ik moest daar aan denken toen ik laatst in de grensstreek van Limburg en België was. Wij verbleven pal op de grens, grenspaal 24 stond voor onze deur. Aan de ene kant keken wij uit over golvende velden waarachter de kerktoren van Mheer zijn hoofd boven water probeerde te houden. Aan de andere kant van de boerderij lag een van de mooiste dalen van de Voerstreek, dat rond kasteel Altembroek.
Ik heb het al eens eerder geschreven: soms voel je een band met een landschap die ouder lijkt dan je zelf bent. Ik heb dat met een groen heuvellandschap. Ik houd van de bergen, voel ontzag voor de zee, kan de strengheid van onze polders waarderen, voel weinig bij wetlands, verveling bij bossen en liefde voor oude binnensteden, maar in een heuvellandschap voel ik mij thuis.
Waar ligt de grens? Misschien is die niet in hoogtemeters uit te drukken. Laten wij zeggen tot waar de wijnstok groeit. Al zou dat mijn geliefde Groot-Brittannië uitsluiten. Tenminste, voorlopig wel: de global warming schijnt daar verandering in te gaan brengen. Maar goed, over de sensualiteit van het landschap hadden wij het.
Wij fietsten en wandelden door de heuvels van Zuid-Limburg, Voeren en het Land van Herve. Mooi is het daar, trouwens. Gaat u niet naar de Ardennen, zou ik u willen toeroepen. Blijf iets noordelijker, in het Land van Herve. Of nee, doet u dat vooral niet. Rijd u alstublieft door, naar die somber stemmende wouden van de Ardennen, vol morsige dorpjes waar mannen kelders onder hun huizen aanleggen voor God mag weten wat, en laat u dat stukje Wallonië rustig en verlaten liggen zoals het ligt.
Wij besloten ons weekje met een wandeling door dat Land van Herve, vanuit de 13e eeuwse Cisterciënzer abdij Val-Dieu. De Vallei Gods. Ze wisten waar ze hun kloosters moesten neerzetten, die monniken. Je zult er nooit eentje op een onappetijtelijk plekje aan de rand van een moeras zien staan.
We wandelden er door de velden. Van klaphekje naar klaphekje, tussen de koeien en paarden door. Kissing gates, worden die hekjes in het Engels genoemd, en de hele wandeling lang liep ik mij af te vragen waarom.
Zo wandelend door het gras heb je nog meer contact met het landschap dan op de fiets – en het is mede daardoor dat ik de voorkeur aan wandelen geef. En daar, terwijl mijn voeten haar groene rondingen streelden, werd ik mij de sensualiteit, of de erotiek zo u wilt, van het landschap bewust.
Toen ja, of aan het einde van de middag, toen we bij restaurant Le Moulin du Val Dieu een bordje met Herfse kaas met zoete appelstroop en eendenrillettes met gekonfijte uitjes aten en ons tegoed deden aan zo’n heerlijk Belgisch biertje, Val-Dieu Blond in dit geval.
Terwijl wij daar zaten op het terras, kwam er een rijkswacht aangereden die het kruispuntje afzette en even later reed er een klein peloton voorbij. Ik zag een honderdtal gekromde ruggen boven de heg voorbij zoeven, als de kleurige schubben van een vis. Daarna was het weer stil en hernam het leven zijn gangetje, voor zover daar tenminste sprake van was. De rijkswacht bleef nog een tijdje staan praten met de bestuurder van de enige auto die hij tot stoppen had moeten manen. Daarna reed ook hij weer weg. Vraagt u me niet welke koers het was. De hele gebeurtenis, die zo prachtig in de omgeving paste, had niet meer dan een rimpeling in de ervaring van het geheel teweeggebracht.
De sensualiteit van het landschap. Misschien was het wel toen, ja. Op dat terras in de voorjaarszon. Moe, voldaan en lichtjes aangeschoten. Toen een serveerster in een uiterst kort zwart rokje mij elke keer dat zij voorover boog een blik bood op haar Vallei Gods.

Plaats een reactie