Nederland is een land dat zich voor de wandelaar niet zo gemakkelijk gewonnen geeft. Het is geen landschap dat zich direct in al haar schoonheid aan je toont en uitroept: ‘Kijk hoe mooi ik ben, neem mij!’ Het is een landschap waar je oog voor moet hebben, dat close reading vergt, maar dat aan de andere kant geschapen is voor de trage pas van de wandelaar, al was het alleen maar vanwege het formaat en de kleine schaal.
Laatst liep ik van Bussum naar Muiderberg. Ik weet niet hoe vaak ik dat al heb gedaan, in elk seizoen en elk weertype, maar ik kan er geen genoeg van krijgen. Ik zou er een boek over kunnen schrijven, als ik dat niet al had gedaan.
Hoewel het idee van kilometers maken mij vreemd is en ik vaak de ervaring heb dat een etappe van een LAW net de mooiste plekjes in een streek mist die een rondwandeling wel aandoet, geef ik toch de voorkeur aan een lijnwandeling van A naar B. Waarom? Omdat bij een lijnwandeling het idee van aankomen ontbreekt. Een rondwandeling is eindig, terwijl je bij een lijnwandeling het, misschien illusoire, idee hebt dat de wandeling oneindig is.
Tijdens die tocht bedacht ik mij dat het juist dit idee is dat wandelen zo aangenaam maakt: het idee van oneindigheid. Nergens aankomen. Of beter gezegd: wel ergens aankomen, maar dan alleen om er weer te vertrekken.
Het grote voordeel van een klein land als Nederland is dat je tijdens een wandeling van niet meer dan 20 kilometer verschillende landschappen kunt doorkruisen. Mijn tocht begon die dag op de Bussumse heide. De heide zelf was uitgebloeid, maar de witte berkjes stonden fijntjes gepenseeld mooi te zijn in het waterige zonnetje. Ik liep langs het Fransche Kamp en ging, op de grens van stuwwal en laagveen, het Spanderswoud in. Lang geleden was ook dit bos heidegebied, totdat er halverwege de negentiende eeuw een productiebos werd aangeplant. Dat zou je nu niet meer zeggen. Het bos is nu gevarieerd en doet natuurlijk aan. Het was een van de eerste bossen in Nederland waar in 1979 werd overgestapt op een natuurlijker beheer. Voordat het mode werd om omgezaagde bomen te laten liggen.
Door het bos daalde ik verder af naar de zeventiende-eeuwse lusthoven van ’s Graveland: Schaep en Burgh en Boekesteyn. Op zondagmiddag is het er druk, maar op een doordeweekse dag heb je deze Romantische landgoederen bijna voor jezelf. Het is geïdealiseerde natuur, ik weet het, bedacht en gemaakt door mensen. Ik ging verder, over de Stichtse Kade door de veenweiden naar Ankeveen. Over de Dammerkade stak ik tussen de ruige plassen door. Het contrast met de ’s Gravelandse buitenplaatsen, die op slechts een steenworp afstand liggen, kan niet groter zijn. Maar toch, beide zijn het gevolg van menselijk ingrijpen. En beide zijn mij even lief.
Toen ik even later langs de Vecht liep, kwam een man met drie vervaarlijk uitziende honden mij tegemoet. Hij droeg een T-shirt waarop ‘Richard Bouma Gedragstherapie voor Honden’ stond. Ik wist niet of mij dit nu moest geruststellen. Misschien waren het wel drie recidivisten op proefverlof. Ik ben geen held waar het honden betreft. Of hun baasjes.
Na een tijdje sloeg ik rechtsaf, door de weilanden rond het Naardermeer. Hier ergens zou de verbindingsweg tussen A6 en A9 moeten komen, dacht ik. Ik kon het me niet voorstellen die dag. De Schotse Hooglanders met hun dampende lijven zo te zien evenmin.
Uiteindelijk kwam ik aan in Muiderberg. Voor het water van het IJ-meer hield ik halt en ging zitten op het dijkje. Hoeveel verschillende landschappen had ik op die ene dag niet doorkruist? Hoeveel eeuwen van menselijk bewonen en handelen had ik niet onder mijn voeten door zien gaan? Dat is het voordeel van wandelen in Nederland. Kom daar maar eens om in het buitenland.
Toen ik daar zat bij Muiderberg, die voormalige badplaats, bult van keileem, uitloper van de stuwwal waarvandaan ik die ochtend ook was vertrokken, bedacht ik dat het misschien niet zozeer nieuwsgierigheid naar waar wij naartoe gaan is dat ons drijft, maar meer het verlangen naar terugkijken. Niet de meters die voor ons liggen lonken, maar die welke wij al achter ons hebben gelaten. Of achter ons gaan laten.
Wandelen is een voorschot nemen op terugverlangen. Uitgestelde weemoed. Wij kijken niet uit naar het moment waarop wij ergens aankomen, maar naar het moment dat wij er weer vertrekken.
Maar misschien ook niet. De zin van wandelen? Die is er niet. Gelukkig niet.