De hand van God en de voet van Butcher

Hoe zou het met Diego Maradona zijn? Met zijn gewicht, zijn verslavingen, zijn carrière als coach? Al een tijdje niets meer over hem gehoord. Elke keer als hij met hartproblemen in het ziekenhuis wordt opgenomen, als zijn gewicht de honderd kilo overschrijdt en zijn bijnaam Pluisje alleen nog met ironie wordt uitgesproken, vraag ik me altijd af hoeveel necrologieën er al klaar liggen in de laden van redacteuren – en voel ik meteen de drang om mijn voetnoot toe te voegen aan het levensverhaal van deze geniale gek.
Maar laten we eerst de antiheld van dit verhaal introduceren: Terry Butcher. Een voorstopper zoals elke Engelse club er tot een paar jaar geleden een kende. Lang, spijkerhard en met een motoriek die deed vermoeden dat zijn gewrichten met roestige bouten aan elkaar waren geschroefd. Engelser dan Engels, voortgekomen uit een hard en compromisloos arbeidersmilieu, stijf, zo wit dat het pijn deed aan de ogen, en met een meer dan gezonde liefde voor een bezoek aan pub en wedkantoor. Een voorstopper vergeleken waarbij Jaap Stam een wonder van techniek, souplesse en elegantie zou zijn, waarbij aangetekend moet worden dat wij nooit zullen weten of er meer dan een vermoeden van techniek in het lichaam van Butcher aanwezig was, omdat hij de bal nooit langer dan een fractie van een seconde in het bezit had, niet langer dan nodig was om het ding een hijs in welke richting dan ook te geven, maar altijd nog langer dan het een tegenstander gegeven was in zijn nabijheid op beide benen te blijven staan.
Toch vierde deze beperkte voetballer grote successen met zijn club Ipswich Town, of de Tractor Boys, zoals hun weinig flatteuze bijnaam luidt. Onder leiding van Bobby Robson, en aan de hand van de Nederlandse middenvelders Arnold Mühren en Frans Thijssen won hij in 1981 de UEFA Cup. Bovendien kwam hij in de tachtiger jaren maar liefst 77 keer voor het Engelse elftal uit. Zijn finest hour beleefde de voorstopper toch in 1989, in een interland tegen Zweden, toen hij na gewond aan het voorhoofd te zijn geraakt, met een aantal hechtingen en een hoofdbandage weer op het veld terugkeerde, waarna zijn onophoudelijk wegkoppen van de bal de wond weer openreet en het publiek in stadion en huiskamer zag hoe het vrijelijk stromende bloed zijn witte shirt en broek doordrenkte.
Terry Butcher figureerde in het doelpunt dat een aantal jaren geleden tot doelpunt van de twintigste eeuw werd gekozen. Ik heb het dan natuurlijk over het doelpunt van Maradona tijdens de WK van 1986, in de kwartfinale tegen de Engelsen. Ik bedoel niet de handsbal waarmee hij 1-0 scoorde, maar het tweede doelpunt, de rush over de helft van het veld, een doelpunt dat in het geheugen van iedere voetballiefhebber staat gegrift.
Maar is dat laatste ook werkelijk het geval? Kan iedereen zich die beelden nog exact herinneren? Dat waag ik namelijk te betwijfelen. Ik moet bekennen dat ik nooit veel heb begrepen van de extatische lofuitingen die het doelpunt in de loop der jaren ten deel zijn gevallen. Het was alsof men iets geheel anders dan ik had gezien. Wat ik zag was een kleine, enigszins corpulente jongen die zo snel mogelijk probeerde weg te rennen, om uit de greep te blijven van een Engelse toerist, wiens portemonnee hij misschien wel heeft gerold. Een bal ligt hem daarbij voortdurend hinderlijk in de weg en hoe hard hij het ding ook weg schopt, door het hoge gras en het hobbelige veld wil het maar niet lukken om zich van het lastige ding te bevrijden. Van de Engelse toerist heeft hij aanzienlijk minder last. Hoewel de ene na de andere landgenoot zich bij het slachtoffer aansluit, slaagt geen van allen er in om ook maar een centimeter dichterbij te komen. Met hun stakerige benen en roodverbrande hoofden draven zij struikelend en vallend achter het rennende knaapje aan, happend naar adem en met graaiende handen, die niets anders te pakken weten te krijgen dan de vervuilde, snikhete Mexicaanse lucht. Het gras lijkt de jongen inmiddels tot aan de knieën te komen, terwijl de bal, een van lompen gemaakt exemplaar zo lijkt het, hinderlijk voor zijn voeten blijft stuiteren. Plotseling maakt een van de Engelsen zich los van het groepje landgenoten. Het is degene met de langste benen en het roodste hoofd – hij is gisteren liggend in de zon in slaap gevallen, waarna zijn zakdoek van zijn hoofd is gewaaid. Waar de anderen een voor een uitgeput neervallen in het gras, slaagt deze laatste erin om met een uiterste krachtsinspanning in de buurt van de jongen te komen. Hij weet dat hij deze inspanning nog slechts enkele meters vol zal houden. Zijn hartslag dreunt in zijn hoofd en zijn borstkas lijkt te exploderen. In zijn mond proeft hij de smaak van bloed en terwijl zwarte vlekken hem het zicht ontnemen, besluit hij een sliding in te zetten naar waar hij de benen van de voortvluchtige vermoedt. Net op dat moment kijkt de donkerharige jongen achterom. Hij ziet de witte staken van de Engelsman door het gras glijden; een knieschijf steekt als de rugvin van een great white shark boven de halmen uit. Hij struikelt, valt, over de bal of over het been, dat is niet duidelijk – en op dat moment tikt Terry Butcher met het puntje van zijn tenen de bal langs Peter Shilton in zijn eigen doel.
Nooit heeft de voorstopper ook maar met één woord gerept over het feit dat het doelpunt van zijn voet kwam. Om de simpele reden dat hij wist dat niemand hem zou geloven. Net zoals niemand hem in de vijfde klas had geloofd toen hij, het lelijkste jongetje van de klas, had gezegd dat Dale Gordon, de sportheld van de school, de antwoorden van het proefwerk van hem had overgeschreven. In de kleedkamer na de wedstrijd sloot Butcher zich af voor het gekrakeel om hem heen, voor de kicksen en drinkflessen die tegen de muren werden gesmeten, de vloeken en verwensingen die over en weer vlogen, de adembenemende dampen van zweet en massageolie, de luide stemmen van zijn ploeggenoten die betoogden dat het eerste doelpunt een handsbal was geweest, en daar, in een hoekje van de kleedkamer, besloot de elfjarig spriet met puistenkop in hem te zwijgen.
Eén keer, op een regenachtige novemberavond na het beëindigen van zijn carrière, heeft hij in een dronken bui onthuld dat niet Maradona maar hij de maker van het tweede Argentijnse doelpunt was. Het was in The Crown & Anchor in Framlingham. In een opwelling vertrouwde hij in wankele woorden het vaste groepje laatblijvers toe dat hij de bal in eigen doel had getikt. Even bleef het stil, toen barste er een luid hoongelach uit, gevolgd door een vloedgolf van spot en rauwe kleineringen. De volgende dag bleken de anderen te dronken te zijn geweest om zich nog iets te van de avond te kunnen herinneren en de barkeeper hield Butchers ontboezeming voor de gebruikelijke dronkemanspraat. Maar vanaf die koude avond in november besloot de oud-voorstopper tot zijn dood te zwijgen.
Dat ik nu na al die jaren de openbaarheid zoek, komt doordat ik mij ben gaan afvragen of het misschien zo kan zijn dat ook Maradona gebukt is gegaan onder de leugen die hij nu al twintig jaar bij zich draagt. Kan het zijn dat het deze gewetenslast is geweest die hem al die jaren van de ene kliniek naar de andere heeft gejaagd? Die hem zijn toevlucht tot drank, drugs en medicijnen heeft doen nemen? Zou het kunnen zijn dat mijn bekentenis niet alleen mij maar ook hem uit de wurgende greep van het geheim zal bevrijden, beter dan een afkickcentrum, Fidel Castro of een ingebrachte maagring dat ooit konden doen?
Hoe dan ook, ongetwijfeld tot veler verdriet, verklaar ik hierbij dat waar het eerste doelpunt in die bewuste kwartfinale van de Hand van God was, het tweede van de Voet van Butcher kwam. Opdat er vrede kome over onze ziel en wij weer verder kunnen leven, Maradona, Butcher en ik.

Oordeelt u zelf: klik hier