Ik las vanmorgen dat Nico Frijda zaterdag is overleden. Op 87-jarige leeftijd; en op de geboortedag van mijn moeder. Hij was psycholoog en emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Ik zal het hier niet hebben over zijn waarde voor de psychologie en het belang van zijn wetenschappelijk werk: googelt u even op zijn naam en u bent op de hoogte.
Zelf maakte ik kennis met hem toen ik van 1984 tot 1990 psychologie studeerde en na mijn propedeuse voor functieleer koos, de vakgroep waarvan hij voorzitter was. Voor mij was Frijda een inspiratiebron en een rolmodel. Dat kwam niet alleen door wat hij doceerde, maar vooral ook hoe hij doceerde. Ik bewonderde zijn spitsvondigheid, zijn humor, zijn geestigheid en brille.
Naast Frijda waren er in die periode nog twee personen bij wie ik lessen volgde en die mij inspireerden. Jan Elshout was een van hen. Sommigen noemden hem pedant, anderen arrogant, maar als hij begon te praten, hoe moeizaam hij dat soms ook deed, hing ik aan zijn lippen. Hij was cynisch, tegendraads en hield ervan om zijn toehoorders met boude uitspraken te shockeren. Een kruising tussen Hermans en Reve, dacht ik, en altijd strak in pak en stropdas.
De ander was Jaap van Heerden, geboren in 1940 en daarmee de jongste van de drie. In plaats van hem proberen te beschrijven, zou ik zijn portret hier kunnen plaatsen, omdat elk onderdeel van zijn gezicht scepsis en kritiek uitdrukt en een socratische visie op wetenschap en leven. Het waren ook precies die drie dingen die ik van hem leerde, plus het gedachtegoed waarmee hij mij in aanraking bracht.
‘Slijpsteen voor de geest’, zo luidde de pay-off die de NRC een aantal jaren geleden voerde. Ik zou mijn studietijd en de rol die deze drie personen daarin speelden niet beter kunnen samenvatten.
In de laatste fase van mijn studie had ik aanvankelijk een afstudeeropdracht gekozen waarin ik mij niet echt lekker voelde. Nadat ik voldoende moed had verzameld ging ik naar Elshout toe, legde hem mijn probleem voor en vroeg of ik nog kon wisselen. Hij hoorde mij aan en vroeg waar mijn belangstelling dan wel naar uitging. Ik weet niet meer wat ik heb geantwoord, maar hij vatte mijn omstandige gestamel samen met de zin: ‘Hmm, dus u houdt van lezen, schrijven en rekenen.’
Er verandert veel in een mensenleven, maar sommige dingen niet.