Het gebeurde maandagochtend in de Scheldestraat, bij de kruising met de Churchillaan. Ik stond met mijn fiets voor het stoplicht. Het was zacht, windstil en de lucht voelde bijna lenteachtig aan. Voor mij stonden een jongen en een meisje, net als ik op de fiets te wachten. Ze waren begin twintig en fluisterend met elkaar in gesprek. Toen het stoplicht op groen sprong en wij ons in beweging zetten, werd hun toon luider, vooral die van het meisje, en halverwege het kruispunt riep zij plotseling uit: ‘Waarom gaat alles altijd mis wat ik doe?’
De jongen zei niets.
Nu was het ook niet echt een vraag waarop een antwoord verwacht werd.
Maar toch.
En ik? Ik hield mijn benen stil en liet een gaatje vallen.
Ze had lang, donker haar.
Haar gezicht heb ik niet gezien.