Ik heb niets tegen het e-book. Sterker nog, ik vind het een uitdagende uitbreiding van de mogelijkheden van de schrijver. Van toekomstvisies heb ik weinig kaas gegeten. En van digitale toekomstvisies al helemaal niet. Maar in alle opwinding over de vermeende opkomst van het e-boek weet ik één ding zeker: dat het, zoals ik op de kop af twee jaar geleden hier al schreef, in gekopieerde versie over de elektronische snelweg van huiskamer naar huiskamer zal zoeven. Of zoals Lemniscaat uitgever Boele van Hensbroek het afgelopen vrijdag zei in de NRC: ‘Zodra iets een bestand is, ben je het kwijt.’
Het probleem van piraterij wordt vreemd genoeg meestal over het hoofd gezien. In de toekomstvisioenen die ons voorgespiegeld worden is de schrijver een auteursmerk, iemand die aan het hoofd staat van een eigen werkplaats, wiens boek gedownload wordt en die twitterend zijn digitale volgers op de hoogte houdt. Het 360-gradenmodel, noemt uitgever Joost Nijsen dit, met een term uit de muziekindustrie. Maar laten we eens kijken naar die muziekindustrie. ‘Verwordt dan het gedrukte boek ook tot marketinginstrument?’ schreef ik op 30 januari 2008. ‘Ben alleen wel benieuwd waar wij schrijvers dan ons brood mee moeten verdienen. Zie de Arena nog niet zo snel vollopen voor een voorleesbeurt van een van mijn collega’s.’
Of met andere woorden: van twitteren kan mijn schoorsteen niet roken. Van mijn boekverkoop overigens ook niet, maar dat is weer een heel ander verhaal.