Met dieren heb ik niets. En met het thema van deze boekenweek al even weinig. Ik kom ze wel eens tegen. Op wandelingen, of in mijn tuin. Soms vind ik dat leuk en soms ook niet, maar een dierenliefhebber ben ik niet. Datzelfde zegt mijn moeder van mijn vader. Dat hij geen dierenvriend was. ‘Hij zou ze niets doen,’ zegt ze dan, ‘maar een liefhebber was hij niet.’ Van die zegswijze moet ik altijd glimlachen. Alsof het een reële optie was om elk dier dat hem voor de voeten kwam, wél iets te doen. Dat het alleen uit goedertierenheid was dat hij niet maaiend met een kalashnikov over straat ging om elke hond, kat of vogel neer te leggen. Zo was mijn vader niet, nee.
Ook ik zal ze over het algemeen niets doen. Er hooguit eentje nuttigen op z’n tijd. Al sla ik de genade van mijn vader hoger aan dan die van mij.
Overigens mag men mij later op dezelfde wijze herinneren. ‘Hij zou ze niets doen, maar een mensenvriend was hij niet.’ En dat mijn zoons mond dan even moge krullen.