Met zoonlief naar Mike Kelley in het Stedelijk: één museumjaarkaart en een CJP. Hij steekt tien centimeter boven mij uit, maar terwijl we in de rij staan denk ik, voor de zoveelste keer, terug aan een zondagmiddag in het Singer Museum in Laren. Ik mag er graag over vertellen. En schrijven; hoed u voor schrijvende vaders
Het was in 1999. Hij was toen vier jaar en met z’n drieën bezochten we die zondagmiddag een tentoonstelling van schilderijen van Jan Sluyters . We bewonderden het werk van Sluyters en slenterden enthousiast en tevreden door het museum. Op een gegeven moment liep hij als eerste van ons drieën de volgende zaal in, keek vanuit het midden in het rond, wees op een doek en zei luid: ‘Kijk, nog een blootje.’ Sindsdien ben ik een vurig pleitbezorger voor het vervangen van de term ‘een naakt’ door ‘een blootje’. Maar dit terzijde.
Ook bij Kelley was wat bloot te zien. Maar gelukkig niet zo veel dat vader of zoon zich ongemakkelijk in elkaars gezelschap voelde. Ik weet nog hoe ik lang geleden samen met mijn vader en moeder tijdens een tv-programma van Wim T. Schippers met een striptease werd verrast. Was een onaangename spanning, daar in die bovenwoning. Een die overigens door mijn moeder werd doorgeprikt met de opmerking ‘zie je dat, haar ene borst is kleiner dan de ander’.
Zou het werk van Kelley over dit soort dingen gaan? Over seksualiteit en moraal? Over beeld en beeldcultuur? Misschien. Er viel veel te lezen over vermeende duidingen van zijn werk, maar dat liet ik ongelezen.
Ik moet nog zeggen wat ik ervan vond. Denk ik. Althans, dat was ik wel van plan. Het punt is dat ik niet zo goed weet wat ik ervan vond. Wat in zekere zin al pleit voor het werk, toch?
Laat ik dit zeggen.
Het was een fascinerend kijkje in een bijzonder universum. Soms leverde dat intrigerende beelden op, geladen met een indringende kracht, een idee van betekenis en zelfs een visuele aantrekkingskracht. Ze brachten mij tot de gedachte dat de rol van de kunstenaar die is van vertaler, of van transformator liever. Die het particuliere omzet in het openbare en het algemene bijzonder maakt. Of het heilige aards en het aardse heilig, als u dat liever hebt. Of het kleine groot en het grote klein. Hoe dan ook, het gaat om die transitie. Goede kunst slaagt daarin. Slechte blijft steken in of het strikt persoonlijke, of in pamflettisme.
Tenminste, dat dacht ik gisteren.
En alleen dat was het bezoek al meer dan waard.
Later in de middag gingen we nog naar Zero Dark Thirty: de beproefde sandwichformule.
Of ‘eerst goed, dan zoet’, zoals ik een moeder ooit eens bij het ontbijt tegen haar kind hoorde zeggen.