Sinds enige tijd scheert zoonlief zich.
Soms.
Afgelopen zondag hoorde ik hem bezig in de badkamer: ik wist niet dat het zoemen van mijn Philishave vertederend kon zijn.
Ik nam het apparaat na hem ter hand. ‘Ik ben het vergeten schoon te maken,’ riep hij vanuit zijn kamer. ‘Geeft niet, dat doe ik wel,’ riep ik terug.
Het was donkerblond dons dat in het binnenste van het scheerapparaat lag. Ik keek er een paar tellen naar, klopte het toen in de wasbak en spoelde het weg.
Het is meer dan twintig jaar geleden dat mijn moeder mij aanspoorde om een blik te werpen op mijn vaders scheerapparaat. ‘Het is nog zo goed als nieuw,’ zei ze, ‘zonde om weg te doen.’ Ik liep naar hun slaapkamer, ging op het bed zitten, opende het nachtkastje en haalde het apparaat eruit. Het was een driekoppige Philishave, een tamelijk nieuw exemplaar van het model waarmee hij zich zijn hele leven lang had geschoren. Ik draaide het om in mijn hand en bekeek het van alle kanten. Het bleek een oplaadbaar model te zijn, want toen ik nietsvermoedend op een knopje drukte begonnen de koppen zo maar te draaien. Geschrokken zette ik het ding weer uit. Ik liet mijn duim over het zwarte plastic glijden en drukte uit nieuwsgierigheid op een tweede knopje dat zich iets onder het eerste bevond. Nu klapte de hele bovenkant van het apparaat open en onthulde zo een driehoekig reservoirtje waaruit de drie aandrijfstangetjes staken die de mesjes deden draaien. Rondom die drie witte puntjes, die als uitgeschoten asperges hun kopjes uit het zwarte binnenste van het apparaat staken, lag een dek van grijze stoppels. Enkele seconden lang bleef ik gebiologeerd kijken naar wat de allerlaatste resten van mijn vader moesten zijn. Aan de ene kant ontroerden die kleine, grijze haartjes mij, maar tegelijkertijd stond een zelfbewustzijn dit gevoel in de weg. Het was alsof ik een toeschouwer was van mijzelf en elke gedachte en handeling werd ergens binnenin mij onmiddellijk van commentaar voorzien. Alsof ik een personage was in een film, en niet de beste. Wat moest ik doen met het apparaat en de haartjes die het bevatte? Ik kon ze bewaren als een relikwie – maar hoe lang? Ik kon ze vermengen met zijn eigen stoppels – wat een prachtig beeld! Of ik kon ze met het daarvoor bedoelde kwastje in gootsteen of prullenbak vegen – weg ermee, al die sentimentaliteit! Ik bleef nog een tijdje zo zitten, op het bed van mijn ouders, met het apparaat in mijn hand. Voorzichtig ademend omdat ik bang was de haartjes over mijn broek te blazen. Uiteindelijk klapte ik het scheerapparaat weer dicht, legde het terug in het nachtkastje en liep naar de keuken, waar mijn moeder aardappels stond te schillen.
‘En?’ zei ze, ‘mooi ding toch?’
Ik knikte, schraapte mijn keel en zei dat ik er de voorkeur aan gaf om mij nat te scheren. Dat zij er misschien iemand anders een plezier mee kon doen.
Ik weet niet wie zich over mijn vaders erfenis heeft ontfermd.