Ik was deze zomer in Italië. In Pogerola, een dorpje dat driehonderd meter hoog boven Amalfi tegen de heuvels ligt geplakt. Op een dag lieten wij ons met een bootje naar het even verderop gelegen Spiaggia Duoglio brengen, een strandje omsloten door steile kliffen. We huurden er een parasol en twee bedjes bij een strandtentje dat de naam I due scugnizzi droeg, wat in het Napolitaans zo veel wil zeggen als ‘de twee straatjongens’. Die twee straatjongens waren twee oude mannetjes, die waarschijnlijk met z’n tweeën al een half leven lang het strandtentje bestierden. Niet zonder succes overigens, want het strandje was vol, de espresso subliem en het eten heerlijk. Ze draaiden er bovendien fantastische muziek, die, toen ik er naar vroeg, van de zangeres Mina bleek te zijn. Het waren Napolitaanse liederen, zo legde een van de twee straatjongens me uit, live opnames, met spaarzame jazzy begeleiding die soms ook wel iets van Astor Piazzolla weg had. De entourage van het strand, de branding, de rotsen, de vakantie, de wijn en de zon, het zal ongetwijfeld mee hebben gespeeld, maar dat ik deze muziek ook thuis bij de centrale verwarming prachtig zou vinden, dat wist ik zeker.
Thuisgekomen ging ik op zoek. Google, YouTube, de inmiddels spaarzame hoofdstedelijke speciaalzaken op muziekgebied. Ik vond veel, heel veel, maar de muziek die ik bij de Napolitaanse straatjongens had gehoord die vond ik niet. Sommige nummers komen in de buurt. Deze, het Spaanstalige Nostalgias, vind ik een van de mooiste die ik ben tegengekomen. En als ik mijn ogen sluit, dan is het bijna, bijna, maar net niet helemaal.