Met Ramses Shaffy heb ik nooit echt iets gehad. In de jaren zestig was hij te springerig en te ongrijpbaar om voor mij als kind te begrijpen. Toen ik dat op latere leeftijd wel kon, vond ik dat er niet zo heel veel te begrijpen was. Dinsdagavond zat ik een tijdje in de auto en hoorde op de radio zijn muziek langskomen. Tijdens het nummer ‘We zullen doorgaan’ kwamen er zinnen uit mijn herinneringen bovendrijven als ‘het graan heeft de orkaan doorstaan om door te gaan’, maar hoe ik ook wachtte, ik hoorde ze niet. Pas toen zich bij die zinnen het potsierlijke ‘tot we aan het gaatje zijn’ voegde, realiseerde ik mij dat zij afkomstig waren uit de parodie op het liedje die André van Duin ooit had gemaakt. Terwijl ik door het donker reed, bedacht ik dat ze goed beschouwd niet zo heel veel van elkaar verschilden, de serieus bedoelde regels en de parodie.
Misschien is het enige verschil tussen de twee wel het geloof. Veel dingen zijn slechts serieus te nemen zolang je erin gelooft. Dat geldt zeker niet alleen voor religie, maar ook voor kunst, sport, werk, liefde en sex. Zodra je er enige afstand tot neemt, dan krijgt het iets potsierlijks. En misschien is dat dan wel weer het wezen en de wezenlijke functie van humor: het perspectief van de ongelovige. Voor wie niets heilig is.
Zijn liedjes appelleerden succesvol aan onze behoefte om te geloven, besloot ik mijn autorit. Daar is niet zo heel veel mis mee. Maar ik zie het toch ook graag onderuit gehaald, op zijn tijd.