Troostlezen (2)

Avonturen in de Stille Zuidzee

Het heeft iets aandoenlijks, al die resultaten die de zoekopdracht ‘Bob Evers’ heden ten dage nog steeds op internet oplevert. Al die sites van volwassen mannen die de boeken van Willy van der Heide als onderwerp hebben – en iets treurigs tegelijk. Het geeft maar weer eens aan hoe populair de avonturen van Jan Prins, Arie Roos en Bob Evers waren en zijn, bij jongens van boven de veertig.

willy-van-der-heide.jpg
Ik las Avonturen in de Stille Zuidzee voor het eerst ergens in de tweede helft van de jaren zestig. Mijn broer had een heel rijtje van de pockets in zijn Tomadorekje staan. Met een gele rug en een rode band aan de bovenkant, waarop in witte letters de titel geschreven stond. Avonturen in de Stille Zuidzee. Drie jongens op een onbewoond eiland. Een overval in de lucht. Sensatie op een Engelse vrachtboot. Behalve door de titels was mijn nieuwsgierigheid ook gewekt door het fotootje op de achterkant van de boekjes. Een fotootje van de schrijver, gebogen over een typmachine waar een vel papier uit steekt. We kijken hem op zijn gekromde rug: hij draagt een mouwloos, met bont afgezet vest, heeft een pijp in de mond en op zijn hoofd een soort fez. Ik zou kunnen uitwijden over de mystificatie van de auteur, Willem van den Hout, alias Willy van der Heide, over zijn duistere verleden, maar zal dat hier niet doen. Nogmaals, op het internet is hier alles over te vinden; er bestaat zelfs een heus Bob Evers Genootschap, waarvan onder andere schrijver Geerten Meijsing lid is.
Hoofdpersonen van de boekjes zijn drie jongens, twee Hollandse en een Amerikaanse, die, hoe kan het anders, de meest onwaarschijnlijke avonturen beleven. De jongens zitten nog op school, in een van de laatste klassen van de HBS schijnt het, maar hun avonturen, hoe langdurig soms ook, lijken zich in een eeuwigdurende schoolvakantie af te spelen. Zelf hebben zij iets leeftijdsloos, stappen met gemak achter het stuur van een auto, zeilen de oceaan over, verblijven lange tijd op een onbewoond eiland en schakelen en passant met een welgemikt schot een tegenstander uit.
Misschien stuiten we hier al op de eerste van de sleutelwoorden van het Troostlezen: tijdloosheid. De wetten van de tijd spelen geen rol in de ware troostlectuur. Het leven is er tijdloos en de hoofdpersonen zijn er leeftijdloos.
Behalve tijd speelt ook geld geen rol. Of de jongens het nu hebben of niet, en meestal hebben ze wel ‘een rolletje bankbiljetten’ in hun zak, het doet er niet toe. In zijn algemeenheid zou je kunnen zeggen dat er in troostboeken geen wetten of praktische bezwaren zijn die tussen droom en daad staan. Er zijn geen dagelijkse beslommeringen. De boeken worden gekenmerkt door een avontuurlijke of juist languissante vakantiesfeer.
Maar behalve waar het tijd en geld betreft, kennen de boekjes van Van der Heide ook op ander terreinen hun eigen wetten en wetmatigheden. Zo eten de jongens altijd Droste flikken, drinken ze London Tonic, citeert Jan te pas en te onpas uit de Encyclopaedia Brittanica en spelen in Avonturen in de Stille Zuidzee blikjes gecondenseerde melk een belangrijke rol. Ik had als kind geen idee wat dat was, gecondenseerde melk, maar het moest wel het heerlijkste zijn wat er op aarde te krijgen was.
We komen hier bij een tweede sleutelbegrip van het Troostlezen: de eigen, besloten wereld. Troostboeken bevatten een afgesloten wereld, met eigen regels en wetten, die de onze misschien wel raakt, maar ook niet meer dan dat.
Misschien zijn Troostboeken wel op te vatten als encyclopedieën waarin die wereld wordt beschreven en waarin alles staat wat er over die wereld te weten valt. Denk in dit verband bijvoorbeeld ook aan het vooral bij volwassen jongens zo populaire The Dangerous Book for Boys, in het Nederlands verschenen als Het Jongensboek. Nog te nieuw om nu al in de canon van het Troostlezen te worden opgenomen, maar wel met dezelfde kenmerken: Het Boek der Boeken, Het Boek Dat Alles Omvat.
Ter illustratie een scène uit Drie jongens op een onbewoond eiland, het vervolg op Avonturen in de Stille Zuidzee. Een scène waarin Jan, Arie en Bob, zoals in bijna elk boekje, de zakken van hun broeken en jasjes legen en de inhoud monsteren. Anders dan mijn zakken bleken die van hen altijd een schat aan spullen te bergen. In dit geval haalden zij er een zakdoek met een half ons geweervet uit tevoorschijn, een padvindersmes, een rol touw, een zakkompas, een blauwstalen handboortje, een broeksknoop, een paar sigaretten, een sleutel, een veiligheidsspeld, twee koperen houtschroeven, een koperen kikker, een vijfdollarbiljet, een hangslot met sleutel, een spijker, een kapotte splitpen, een stompje potlood, een zoetvijltje zonder handvat, twee aluminium moeren met bouten, een uitschuifbaar aluminium drinkbekertje en een stalen rolmaat.
Altijd voegt de schrijver daar met zijn eigen stem aan toe dat de jongens zeer goed wisten dat de inhoud van zo’n zak van een jongensbroek vaak zeer waardevolle dingen herbergt, die de loop van het avontuur beslissend weten te beïnvloeden. Of zoals hier:

‘een blauwstalen handboortje, een eenvoudig metalen ding, met een schroefdraad aan het ene einde en een omgebogen metalen handvat aan het bovenstuk, een simpel instrumentje, op de rest van de wereld voor enkele centen verkrijgbaar, maar op een onbewoond eiland onbetaalbaar.’

Woorden die smelten in de mond, je lichaam met warmte doorstromen, doen hunkeren naar meer. Een beter voorbeeld van Troostlezen is er niet.